Samen met ongeveer dertig mensen doe ik mee aan een medicijnceremonie ergens in the middle of nowhere in Engeland. Iedereen heeft zich zo comfortabel mogelijk geïnstalleerd op slaapmatjes met een slaapzak en de nodige kussens. We hebben net ons eerste glas medicijn genomen en de musici zijn begonnen met spelen, zachte klanken beginnen de ruimte vullen.
Ik kijk om mij heen naar al die mensen die net als ik proberen om meer van zichzelf en van het leven te begrijpen, die net als ik los willen komen van conditioneringen die niet dienen, om uit het veel te nauwe keurslijf te breken. Dit is niet de eerste keer dat ik meedoe en ik weet dat het medicijn genadeloos eerlijk kan zijn, dat het hoe dan ook naar boven haalt wat ik in mijzelf onbewust verborgen houd. Maar ook dat het mijn schoonheid toont die ik ook verstop om onbegrijpelijke redenen. Ik kruip dieper in mijn slaapzak, sluit mijn ogen en haal eens diep adem.
Al snel verdwijnt de omgeving terwijl uit het niets opeens een hele lange dunne donkerrode figuur voor me opdoemt, hij moet minstens twee meter of misschien wel drie meter lang zijn. Zijn gezicht is driekantig, hij heeft iets van een robot. Hij glijdt van links naar rechts en lijkt me te scannen tot hij boven een plek blijft hangen. Daar vandaan trekt hij een cirkel om me heen. Opeens voel ik een ijzeren band om mijn keel en aan die band zitten ijzeren pinnen die door mijn huid heen boren. Ik voel geen pijn. De lange rode man blijft me observeren. Zijn koelheid en emotieloosheid beginnen me te storen. Waarom is hij zo onverschillig?
‘Nee,’ reageert de man, die kennelijk mijn gedachten kan opvangen, ‘het is geen onverschilligheid, het is uiterste accuratesse uit compassie.’ Ik voel me enigszins beschaamd want hij is werkelijk met zijn volle aandacht bij mij. Even plotseling als hij kwam verdwijnt hij, alsof hij met zijn diagnose terug is gegaan om te overleggen. Plotseling schieten laserstralen door de band heen, die vervolgens wegsmelt. Een zucht van verlichting ontsnapt uit mijn keel. Mijn opluchting duurt niet lang. Want ik moet het op een rennen zetten naar het toilet. Als de deur dicht is komt er een golf misselijkheid opzetten. Met mijn slip naar beneden weet ik niet zo snel wat ik eerst moet doen, verdorie, geen bak, geen fonteintje! Zittend op het toilet kots ik de vloer en mijn voeten onder. Gatver! Waarom doe ik dit?
Met schone kleren lig ik al gauw weer op mijn plek. Opnieuw komt er een golf misselijkheid, dan nog een en nog een, tot ik het opnieuw uit mijn tenen moet halen en nog zit er iets wat eruit moet. Vaag merk ik dat een van de healers als een schild voor me gaat zitten. Bescherming van een man, ja, dat klopt. Zo kan ik verscholen voor de wereld mijn werk doen. Na een poosje ben ik de totale uitputting nabij. Ik zit op mijn knieën maar hang als een uitgedroogd plantje slap naar voren. De healer komt achter me zitten, pakt me vast en helpt me om door te gaan. Ergens in de verte hoor ik de klank van de tingsha, tijd voor de tweede ronde. Hoe kom ik daar? Ik sleep mijzelf overeind. Terug op mijn matje wil ik liggen maar iets dwingt me om rechtop te gaan zitten en verder te werken.
Plotseling trekt de misselijkheid weg en lijkt ook de brok te verdwijnen. Grote opluchting die meteen plaats maakt voor een enorm gesuis in mijn oren, om vervolgens in een koker gezogen te worden, dan weet ik: ik moet sterven. Paniek!
‘Niemand kan voluit leven zonder eerst te sterven,’ zegt de inmiddels bekende stem.
Mijn God, moet dat nu? Ik laat me gelaten achterover glijden en wacht op wat komen gaat. Lang hoef ik niet te wachten; de ruimte wordt steeds krapper, mijn oren suizen alsof er een storm in heerst. Dorst! Naast me staat een grote fles bronwater, nee, niet doen! Laat je niet afleiden, alleen dit is belangrijk, laat je niet afleiden! Maar ik heb zo’n dorst, ik ben stervend in de woestijn. Nee, niet doen, focus. Steeds minder zuurstof, geen ruimte meer. Wat een vreemde geluiden. Ik suis verder door de nauwe ruimte die steeds krapper wordt terwijl de geluiden verder en verder bij me vandaan raken. Doodse stilte. Ik vlieg in razende vaart verder. Tot ik voor de drempel tot stilstand kom. Ik aarzel. Nog meer stilte, vreemde suizende stilte. Niets meer. Nu komt het er op aan. Ik durf niet. Nog minder zuurstof, ik deins terug. Plotseling staat een man voor me en met een grote grijns op zijn gezicht reikt zijn hand naar die van mij. Ik pak zijn hand, stap over de drempel en verdwijn.
Opeens zit ik weer middenin de ceremonieruimte zonder herinnering aan het rijk voorbij de dood, zonder een idee van de tijd die ik er door bracht en kijk naar mijn enorme benen. Allemachtig wat een gigantische gevaartes! Ik voel eens goed aan die vreemde dingen. Ondertussen dansen er mensen om me heen. Ze zijn allemaal doorzichtig. Die daar wil met die daar naar bed, ach jee. En die daar, wat een angst. Maar die, die is zo zuiver en zo liefdevol! Tranen van ontroering. Ik sta op, dans naar haar toe en ontmoet herkenning. Mijn lichaam volgt de impulsen uit een heel lang voorbije tijd, de godin is weer wakker en vol kracht. Ze straalt en danst haar wereld naar de Aarde.
Aowajoy
©2024-joy ligteringen
Uit: Het verhaal van duizend levens
Comments